Na maanden (of jaren) schrijven heb je de eerste versie van je manuscript gereed. Een geweldig gevoel dat meestal gevolgd wordt door enige twijfel. Waarschijnlijk weet je wel dat het nog niet perfect is, maar hoe kun je nu je manuscript verbeteren?
Voor je een manuscript opstuurt naar een uitgever moet het in verregaande staat van perfectie zijn. Alleen zo krijgt een uitgever een goede indruk van je kwaliteiten. Ook als je kiest voor een uitgave in eigen beheer, in print of digitaal, wil je graag dat je lezers zich niet gaan ergeren aan tik- of taalfouten, aan lange uitweidingen of aan karakters of plotlijnen die op een gegeven moment verdwenen lijken te zijn. Dus is het zaak om zoveel mogelijk imperfecties uit je manuscript te halen. Hoe? Dat kan op verschillende manieren.
Stuur het naar een manuscriptbeoordelaar
Iemand die je manuscript op een professionele manier kan beoordelen en je aanwijzingen kan geven waarmee je je manuscript verder kan verbeteren, kan goud waard zijn. Vaak heb je blinde vlekken en onvoldoende afstand tot hetgeen je geschreven hebt. Een buitenstaander heeft daar geen last van en kan je net die aanwijzingen geven waarmee je de zwakke plekken uit je manuscript kunt halen. Dat kan genoeg zijn om een uitgever te overtuigen van je talent als schrijver en je aanpak van het onderwerp. Waardoor deze je manuscript helemaal leest en geen standaardafwijzing stuurt.
Neem je manuscript door aan de hand van een checklist
Wil je liever zelf je manuscript verbeteren, dan kan dat natuurlijk ook. Je kunt dan de volgende stappen doorlopen:
1. Beschrijf het thema van je boek in 15 woorden of minder.
Het doel hiervan is dat je in staat moet zijn om het thema kort en bondig te formuleren. Lukt dat niet dan kan het zijn dat het thema van je boek toch te weinig dominant aanwezig is in je manuscript.
2. Beschrijf eventuele subthema’s op dezelfde manier.
Let er op dat het aantal subthema’s op één hand te tellen moet zijn om te voorkomen dat ze het hoofdthema in de weg zitten.
3. Beschrijf de ontwikkeling van het karakter van je hoofdpersoon in één (lange) zin.
Ook hier is het doel van de actie dat je in manuscript in staat bent geweest om de ontwikkeling duidelijk te omschrijven.
4. Schrijf de achterflap van je boek.
Lukt het je om op een overtuigende manier in 250 woorden of minder de kern van je verhaal te vertellen? Mogelijk komt dan nu het harde ploeteren. Tijdens de flow van het schrijven heb je waarschijnlijk verhaallijnen geïntroduceerd die geen vervolg kregen, gebeurtenissen beschreven die uiteindelijk niet heel relevant waren voor het verhaal of de beleving van het verhaal en mogelijk karakters te weinig uitgewerkt of karakters geïntroduceerd die later geen deel van het verhaal meer uitmaakten.
5. Toets alle individuele scenes
Nu toets je je manuscript toetsen aan de hand van de resultaten van stap 1 t/m 4. Print je manuscript zodat elke scène op een eigen pagina staat. Als een scène meer dan een pagina beslaat (in theorie kan een scène een heel hoofdstuk vormen), print je deze als een geheel van meer pagina’s. Vraag je nu bij elke scène af of de scène
- nog steeds in het boek thuis hoort
- voldoende actie, conflict, dialoog in zich heeft en betrokkenheid van de lezer vraagt
- elementen (karakters, gebeurtenissen, verwijzingen) bevat die niet meer in het verhaal passen
- goed geschreven is
- qua tijdsverloop past bij de vorige en volgende scènes
Afhankelijk van je oordeel op deze punten maak je bij elke scène aantekeningen van verbeterpunten: verhaallijnen die je wil verwijderen of waarvan je vindt dat je die elders in het manuscript moet laten terugkomen of afronden, inconsistenties van karakters, toevoegen van spanning en conflict, schrappen van overbodige zinnen of uitweidingen etc.
Als je elke scène op bovenstaande punten hebt aangevuld of gecorrigeerd, is het tijd om het manuscript in een nieuwe versie te bewerken.
Proeflezers
Net als een manuscriptbeoordelaar kunnen proeflezers je wijzen op denkfouten, gaten in je verhaal, stijlelementen die wel of niet werken, je schrijfstijl en mogelijke tekortkomingen in spelling. Het hangt dan wel van de kwaliteiten van je proeflezers af of ze echt toegevoegde waarde kunnen bieden. Een goede proeflezer moet iemand zijn die je vertrouwt, die veel leest en waarvan je kritiek kunt aannemen. Bij non-fictie moet het iemand zijn die verstand heeft van het onderwerp, zodat hij/zij ook inhoudelijk kan kijken. Bij fictie is het slim om iemand te vragen die vaak boeken uit jouw genre leest.