Zolang de kwaliteit van je schrijfsels nog teveel afhankelijk is van het redactiewerk van anderen, ben je er nog niet klaar voor om uitgegeven te worden. Je blinde vlek is dan nog te groot. Hetzelfde geldt voor de optie om uit te geven in eigen beheer. Als er heel veel redactie nodig is, worden de kosten veel te hoog of zal je uiteindelijk matig werk afleveren. En bij al die boeken die in eigen beheer uitgegeven worden, zal jouw verhaal er dan nooit tussenuit kunnen springen.
Daarom is het belangrijk dat je ook zelf voor redacteur leert spelen. Hierdoor groei je in je schrijven. Maar focus ook weer niet te veel op perfectie, er zullen altijd punten aan je aandacht ontsnappen. Daar zal je altijd nog een redacteur voor nodig hebben, of je die nu zelf inhuurt of gebruik maakt van een redacteur van een uitgeverij.
In dit artikel geef ik je vier redactietips en laat ik je zien waar je op kunt letten.
Vier redactietips
1. Herhalingen
Het is waar de uitgever de beginnende schrijver aan herkent. In je onzekerheid of je bedoeling wel goed overkomt, herhaal je. Weliswaar op een andere manier geformuleerd, maar de inhoud komt op hetzelfde neer. Dit maakt een tekst stroperig. Kies de beste formulering en schrap de rest.
2. Onuitgewerkte gedachtespinsels
Cynisch genoeg komt het tegengestelde bij de beginnende schrijver ook veelvuldig voor: onuitgewerkte gedachtespinsels. Je slaat een paar stappen in je uitleg over, waardoor de lezer niet goed meekomt met de gedachtewereld van het personage en de handelingen van het karakter onlogisch worden. ‘Hè?’ zal een lezer zich bijvoorbeeld afvragen. ‘Gister ontdekte Geert dat Marianne vreemdging en vandaag koopt hij een bloemetje voor haar?’ Zo’n handeling komt alleen realistisch over als de gedachtewereld van het personage wordt blootgelegd. Ook wordt er soms niet uitgelegd waarom iets goed, mooi of indrukwekkend is. Dit is trouwens ook belangrijk als de schrijver zijn/ haar visie over een onderwerp krachtig wil neerzetten.
3. Dubbelzinnige constructies
Dit zijn zinnen die op twee manieren kunnen worden opgevat. Een voorbeeld: ‘De schooldirectrice sprak met de conciërge over de tafeltjes in de hal.’ Gaat het hier om tafeltjes in de hal? Of vond het gesprek tussen de directrice en conciërge in de hal plaats? Als de laatste optie het geval is, kun je het beter zo omschrijven: ‘In de hal sprak de schooldirectrice met de conciërge over de tafeltjes.’
4. Schrijf specifiek
Ik kom het heel vaak in manuscripten tegen: een man, het meisje, de vrouw. Er wordt niet verteld hoe de man eruitziet, waardoor het verhaal onvoldoende tot leven komt. Als de man alleen maar passeert, is het niet nodig om uitgebreid zijn uiterlijk te beschrijven. Als je een sobere stijl hebt, kan één kenmerk al voldoende zijn. Maar één beschrijving is dan wel het minimale, bijvoorbeeld: ‘De wind speelde met de haartjes van zijn snor.’